De kranten staan er vol van en iedereen die zelf op huizenjacht is, maakt het mee; er zijn te weinig woonhuizen in Nederland waardoor de prijzen steeds hoger worden. De komende tien jaren moeten er een miljoen huizen bijgebouwd worden aldus de overheid. Om die aantallen te realiseren zal er sneller en efficiënter dienen te worden gebouwd. Fabrieksmatig bouwen is daarbij het nieuwe toverwoord: in een fabriek worden kant en klare bouwelementen geproduceerd die daarna op de bouwplaats in elkaar worden gezet.
Helemaal nieuw! Of toch niet?
In Maas en Waal is fabrieksmatig bouwen helemaal niet nieuw. Eind jaren ’50 ontwikkelden de bouwbroers Guelen al een woningtype dat al volledig fabrieksmatig werd voorbereid. Teun Guelen, de laatste nog in leven zijnde Guelen van die generatie, vertelt er nog altijd graag over. ‘We hadden van oorsprong een timmerbedrijf, maar waagden ons na de oorlog aan de bouw van een aantal woningen. Dat ging nog op de traditionele wijze. Het proces verliep traag, want er was gebrek aan allerlei bouwmaterialen. Wij zijn gaan nadenken over betere methodes, sneller en met materialen die voorhanden waren zoals hout. We hebben het bouwen eigenlijk opnieuw uitgevonden door een woonhuis in elementen op te delen. Die zijn we tijdens de koude wintermaanden van 1955-1956 gaan maken in de schuur van ons timmerbedrijf aan de spoorstraat in Wijchen.’
Hoogste punt in twee dagen
‘Toen de lente aanbrak was het geduld van broer Henk op’, herinnert Teun zich. ‘Hij startte met het assembleren van de bouwelementen voor een dubbel woonhuis, eveneens aan de spoorstraat in Wijchen.’ Daarmee werd een weg ingeslagen die de broers nooit hadden kunnen bedenken. In twee dagen was het hoogste punt van de tweekapper bereikt en een week later werden de complete woningen opgeleverd. Dat trok de aandacht van burgemeester van Thiel van Wijchen, die er mede voor zorgde dat de broers binnen de kortste keren bij het toenmalige ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting werden uitgenodigd. Diep onder de indruk keerden zij huiswaarts, met een tas vol vergunningen en vrijstellingen. Ze noemden hun woningen PéGé, naar de initialen van vader Piet Guelen.
Sterk gestandaardiseerd
‘Zo is het een hele tijd succesvol verlopen’, vertelt Teun Guelen. ‘Tot begin jaren ’80 het bouwen veranderde. De welvaart nam toe en de eisen aan woonhuizen veranderden. Wij waren zo gespecialiseerd in het bouwen met gestandaardiseerde elementen, dat we daar niet in mee konden.’ Een faillissement volgde uiteindelijk, iets wat Teun Guelen nog altijd treurig stemt. Maar ook hij leest in de krant over ‘het nieuwe fabrieksmatige bouwen in kant en klare elementen’. ‘Dat is toch helemaal niet nieuw’, verzucht Teun dan. ‘Dat deden wij meer dan zestig jaar geleden al’.
Zes PéGé’s naar het Nederlands Openluchtmuseum
Wel bijzonder is dat de uitgekiende prefab-bouwmethoden van destijds ook in onze tijd nog indruk maken. Het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem heeft verregaande plannen om een rijtje van zes PéGé’s in hun collectie op te nemen. Het onderzoek dat hieraan voorafging kwalificeerde de bouwmethode zelfs als ‘Dutch design van de jaren vijftig’. ‘Misschien moeten de huidige bouwers daar maar een gaan kijken’, suggereert Teun met een glimlach. ‘Daar kunnen ze vast iets van leren.’
Systeembouw in Hof van Overasselt
‘Dat zou zomaar kunnen’, zegt Rob Jans, directeur Bouwconcepten bij het Nijmeegse ontwikkel- en bouwbedrijf KlokGroep. Ook KlokGroep is volop bezig met de ontwikkeling van systeembouw en prefab elementen. ‘Wij hebben onlangs een project op basis van systeembouw opgeleverd in Overasselt. De woningen in Hof van Overasselt, zoals het project genoemd is, zijn volledig samengesteld uit vooraf in de fabriek vervaardigde elementen. Ze konden in slechts enkele dagen worden opgebouwd. En dan zat de keuken en de badkamer er al in!’
Tekst: Willeke Guelen
Foto’s: privébezit